Met zijn eerste twee pianoconcerten was Beethoven niet tevreden. Daarom wilde hij een nieuw concert componeren dat persoonlijker en indringender moest zijn. Een belangrijke inspiratiebron was ongetwijfeld Mozarts pianoconcert K.V.491, waar hij een grote bewondering voor had. Voor zijn nieuwe pianoconcert koos Beethoven de voor hem zo karakteristieke toonsoort c klein. Mede daardoor heeft het werk een serieus karakter dat niets te maken heeft met entertainment of oppervlakkige virtuositeit. Integendeel het werk is symfonisch gedacht en daarom is het aandeel van het orkest zeer belangrijk.Het werk bezit een grote verscheidenheid aan intenties: dramatische passages wisselen af met uitgesproken lyrische frases zoals het tweede thema van het eerste deel en het zo poëtische, zelfs romantisch getinte tweede deel.
Het eerste thema van het eerste deel begint unisono. Een motiefje hierin bestaande uit slechts twee achtsten zal in het gehele deel een belangrijke rol gaan spelen. Tijdens de uitgebreide inleiding van het orkest worden alle belangrijke thema’s geëxposeerd. De inzet van de solist die hier onmiddellijk op aansluit klinkt uitermate zelfbewust hetgeen zo typerend is voor de wilskrachtige, energieke Beethoven. Hierna klinkt de muziek plotseling meer elegisch. Deze onverwachte contrasten zijn typerend voor het werk als geheel.
In de doorwerking klinkt de muziek meer naar binnen gericht en vooral ook melancholischer.Beethoven componeerde een omvangrijke cadens voor het eerste deel. Hierin komt meer virtuositeit aan bod. Prachtig is de manier waarop het slot hiervan de geheimzinnige Coda voorbereidt. Zeer origineel is vervolgens het delicate samenspel tussen pauken en piano. Het eerste deel wordt hierna in grote stijl afgerond door de solist in hechte samenwerking met het orkest.
Het verstilde tweede deel - qua expressie het hoogtepunt van dit concert - is gebaseerd op de behoorlijk ver van c klein verwijderde toonsoort van E groot. Het is belangrijk om te beseffen dat voor componisten als Beethoven en Schubert de toonsoort E groot associaties opriep met noblesse en daarbij zelfs een religieuze uitstraling kon hebben. Daarom is het begrijpelijk waarom Carl Czerny, die jarenlang bij Beethoven gestudeerd heeft en zijn composities zo goed kende, het eerste thema van dit tweede deel typeert als een van verre komende, heilige, bovenaardse harmonie.
Ook de andere thema’s roepen een vergelijkbare sfeer op. In het pastoraal getinte middelste gedeelte begeleidt de pianist behoedzaam de sfeervolle soli van fluit en fagot. Ook in het tweede deel is de cadens het poëtische hoogtepunt. De componist noteert hierbij: con grande espressione. Het onverwachte slotakkoord is het enige moment waarop het orkest werkelijk luid speelt: de droomwereld wordt daardoor bruusk verbroken en de muziek keert onmiddellijk terug naar de realiteit. Nog meer dan het eerste deel verklankt dit bezonken tweede deel een persoonlijk getinte, expressieve boodschap. Je zou haast van een biecht kunnen spreken.
Ook het hoofdthema van het derde deel is karakteristiek: het lijkt zo vitaal en levenslustig maar - weer volgens de beschrijving van Czerny - verklankt het ook iets klagends en tegelijkertijd iets naïefs. Over het geheel genomen klinkt het laatste deel absoluut minder donker dan het eerste deel en is zeker niet tragisch. Er zijn zelfs enige humoristische momenten te beluisteren.
Absoluut verrassend is hoe na de melodieuze middelste sectie - in As groot - er plotseling een modulatie volgt naar E groot, de toonaard van het tweede deel: onmiddellijk klinkt de muziek voor een kort moment in een irreëel pianissimo: een prachtig moment. De heftige manier waarop de componist hier weer een eind aan maakt is typerend voor Beethovens krasse humor.
Ook hier brengt de Coda een verrassing: een plotselinge verandering van de maatsoort. Daardoor horen we ineens een snelle dans in een 3/8 maatsoort. Bovendien is mineur definitief getransformeerd in majeur. Kortom, het werk sluit hierdoor op briljante wijze af.
Het werk werd hoofdzakelijk gecomponeerd tussen 1787 en 1800 maar pas definitief voltooid in 1803. Het werd voor het eerst uitgevoerd door Beethoven tijdens een door hem zelf georganiseerd concert op 5 april 1803 te Wenen. Op hetzelfde programma stond de tweede symfonie en het oratorium Christus am Ölberge.
Willem Brons
Almere, 9 januari 2017